Het verhaal van de familietak Gordon waarnaar ik onderzoek verricht begint in het Schiedam van de jaren veertig van de zeventiende eeuw, tijdens de laatste jaren van de Tachtigjarige oorlog. Het is dan dat de in Aberdeen geboren Robbert Jacobsz. Gordon (rond 1626–1679) vanuit Schotland naar de Nederlandse Republiek komt en dient in een van de regimenten van de Schotse Brigade. Hij is dan tussen de zestien en achttien jaar oud.
Stamvader Robbert Gordon
Aan het einde van de Tachtigjarige Oorlog lijkt de situatie in Schiedam relatief veilig te zijn geweest. Terwijl afgevaardigden van de strijdende partijen in Münster over vrede onderhandelen, is het regiment van Robbert (Robbrecht) Gordon in garnizoen te Schiedam. Hier leert hij de welgestelde Lijsbeth van Dalen (geboortedatum onbekend–1662) kennen. Zij is de dochter van Jan Lievensz. van Dalen en Maertgen Ariens van der Groen.
De Rotterdammer Jan van Dalen is ongeveer gelijktijdig met Robbert Gordon in Schiedam gekomen. Bij besluit van het Schiedamse stadsbestuur op 28 september 1642 wordt “Tversouck om alhier ter stede franchijn te maken wert goet gevonden ende toegestaen”. Hiermee is Van Dalen de eerste perkamentmaker in de stad en hij vestigt zich in het Broersveld aan de oostzijde van de Vaart. In Rotterdam is hij ook als perkamentmaker werkzaam geweest.
In de rustige laatste jaren van de Tachtigjarige Oorlog heeft Robbert naast zijn verplichtingen in het garnizoen genoeg tijd over om kennis te maken met de familie Van Dalen. Op 14 december 1747 gaat hij met Lijsbeth van Dalen in ondertrouw: “als j.m. en adelborst in de compagnie van Sir William Drummond Colonel, in garnizoen te Schiedam en geassisteerd door Willem Robertson, sergeant van de compagnie en Lijsbeth van Dalen, j.d. van Schiedam, geassisteerd door haar moeder Maertge Ariens”. De huwelijksplechtigheid vindt plaats op 3 januari 1648.
De naam van Robbert Gordon wordt, zoals ook uit bovenstaande blijkt, op verschillende manieren geschreven. De oudst bekende documenten uit Schiedam gebruiken vaak Robbrecht als voornaam. Later is Robbert gebruikelijk, maar ook Robert komt voor.
Het regiment waarin Robbert heeft gediend was tijdens de Tachtigjarige Oorlog in 1629 opgericht en wordt in vredestijd wegbezuinigd en in 1655 opgeheven. Robbrecht beschikt al in 1651 over het Schiedams burgerrecht en is werkzaam in de perkamentmakerij van zijn schoonvader.
Robbert Gordon maakt carrière in de stad. Hij en zijn nageslacht gaan tot de meest vooraanstaande geslachten van Schiedam behoren. In 1662 wordt hij Hoofdman van het Chrispijns- of Schoenmakersgilde en dient daarnaast als sergeant van de burgerij en schutterij. In 1698 is hij kapitein der schutterij.
Uit het huwelijk met Lijsbeth worden zeven kinderen geboren waarvan vier volwassen worden: Jacobus Gordon (1651–1712), Maria Gordon (1654–1692), Elisabet Gordon (1656–1709) en Sara Gordon (1661–1712). Een jaar na de geboorte van hun zevende kind komt Lijsbeth te overlijden. Robbrecht Jacobsz. Gordon laat haar “een graff met een sarck” in de Grote- of Sint Janskerk van Schiedam, “bij hem gecoght van de Kerck 21 Maert 1662”.
Nog in hetzelfde jaar 1662, op 20 september, hertrouwt Robbrecht met de vermogende Amsterdamse koopmansdochter Cecilia Crom (1623–1673). Op 31 augustus ging het stel in ondertrouw in Schiedam en op 2 september nog eens in Delft. Voor Cecilia is het haar derde huwelijk. Er worden nog twee zoons geboren, Robbert Gordon (1664–1724) en Adam Gordon (1667–1688). Op vijftigjarige leeftijd komt Cecilia Crom in 1673 te overlijden en zij wordt op 20 juli begraven.
Een nieuw huwelijk laat wederom niet lang op zich wachten. Robbert gaat op 26 oktober 1673 in ondertrouw met de (opnieuw) niet onbemiddelde koopmansdochter Petronella (Pieternella) Gillis (1632–1690). Op het moment van trouwen is zij weduwe van Ruth Maximiliaan van Waard en heeft drie dochters uit dit huwelijk. Robbert en Petronella krijgen samen ook nog een kind, Ruth Gordon (1674–1699).
Robbert Gordon heeft meerdere bezittingen in Schiedam, onder meer aan de oostzijde van het Broersveld, de Lange Kerkstraat, de Hoogstraat en de Lange Achterweg. Bij zijn dood in 1679 laat Robbert, Robbrecht, of ‘Robert Gordon Iacobs Soon’, zoals op de grote grafstenen van zijn grafkelder in de Grote Kerk staat vermeld, een welvarend geslacht na. Op 29 december 1679 wordt hij ‘uitgedragen uit een huis op de Haven’ en bijgelegd in de grafkelder.
Zoon Robbert Gordon
Zoon Robbert Gordon (1664–1724), uit het tweede huwelijk met Cecilia Crom, treedt in de voetsporen van zijn vader en begint zijn loopbaan als perkamentmaker. Op 2 april 1684 verkopen de voogden van zijn minderjarige broers en zussen, samen met de meerderjarigen hun aandeel in de perkamentmakerij aan hun broer Robbert. De familie Gordon werkte toen al niet meer zelf in het bedrijf mee, maar hielden als eigenaar toezicht op het werk. De werkzaamheden werden door werknemers, of knechten, gedaan.
Robbert treedt op 22 januari 1687 in Rotterdam in het huwelijk met Maria van Rhijn (1671–1732). Ze krijgen twaalf kinderen, allen geboren in Rotterdam, waarvan acht volwassen worden: Cecilia Gordon (1689–1733), Joan Gordon (1693–1775), Robbert Gordon (1699–1754), Jacob Gordon (1701–1776), Cornelia Gordon (1703–1781), Clasina Gordon (1705–1780), Hendrik Gordon (1710–1789) en Weijna Gordon (1712–1764).
Op 14 mei 1701 koopt Robbert Gordon een complex aan de Westzijde van de Haven, waar hij een branderijbedrijf gaat beginnen. Van 1711-1724 was Robbert lid van het Brandersgilde, van 1718-1720 tevens Hoofdman van het Brandersgilde. Zijn echtgenote Maria is na zijn dood zelf nog lid van het gilde, tussen 1724-1728.
Robbert Gordon heeft naast de perkamentmakerij en branderij ook politieke ambitie. Hij vervult verschillende functies binnen het brandersgilde, de schutterij en de vroedschap van Schiedam. Zo treedt hij toe tot de vroedschap – het stadscollege – van Schiedam van 5 mei 1687-1688 en is hij meerdere jaren Schepen van de stad. Van 1696-1698 is Robbert Weesmeester en in 1699-1700 Regent van de Stadsarmenkamer. Ook is hij van 29 januari 1700 tot 30 april 1701 Gecommitteerde Rekenkamer ter Auditie van Holland in het Zuiderkwartier. In de jaren 1699-1722 bekleedt Robbert over meerdere periodes het ambt van burgemeester en is hij in verschillende jaren president burgemeester. Tussen de jaren als burgemeester vervult hij nog het ambt van Baljuw waarbij hij was belast met openbare orde en rechtspraak.
Robbert Gordon was in de periode 1718-1724 verder kerkmeester, of gasthuismeester van St. Jacob. Ook was hij van 1 mei 1720 tot 30 april 1722 lid van het College van Gecommitteerde Raden van Holland in het Zuiderkwartier, evenals dijkgraaf en schout van Nieuw-Matenesse.
Het wapen van de familie Gordon krijgt met deze Robbert Gordon een zichtbare rol in de stad, onder meer binnen de vroedschap. Het Wapen Gordon is in vier vlakken verdeeld: in het eerste, linksboven in groen, staan drie gouden zwijnskoppen afgebeeld. Daarnaast in goud drie rode leeuwenkoppen. Linksonder, ook in goud, staan drie rode wassenaars en het vierde groene vlak rechtsonder laat drie zilveren rozen zien. Midden in het wapen staat over de vier vlakken heen een rode wassenaar afgebeeld.
Robbert Gordon overlijdt op 1 mei 1724 te Schiedam en wordt op 5 mei begraven in de Grote Kerk. Het is deze Gordon naar wie Schiedam de Gordonstraat heeft vernoemd. Maria van Rhijn keert na het overlijden van haar echtgenoot terug naar Rotterdam en overlijdt daar op 3 november 1732 op 61-jarige leeftijd op het Quackernaat. Zij wordt op 8 november begraven in de Grote Kerk van Rotterdam.
Secretaris Joan Gordon
Mijn onderzoek naar de familie Gordon richt zich na deze Robbert Gordon vooral op de tak van zijn zoon Jacob (1701–1776). Voor de stad Schiedam is echter zijn oudere broer Joan Gordon (1693–1775) van groot belang. Waar Jacob terugkeert naar de Schotse Brigade, waar het voor grootvader Robbert Gordon allemaal begonnen is in de Nederlandse Republiek en Schiedam, daar volgt Joan het spoor van zijn vader als bestuurder en eigenaar perkamentmakerij en branderij.
Joan vervulde ruim vijftig jaar lang het belangrijke ambt van Secretaris der stad Schiedam, van 1717 tot aan zijn dood in 1769. In deze periode is hij van 1723-1740 ook Weesmeester en Regent van de Stadsarmenkamer. Als secretaris was Joan direct betrokken bij besluitvorming en regelgeving rond branderijen, waarbij ordonnanties en aanvullingen en uitbreidingen op de gildebrief en keuren door hem werden ondertekend als vertegenwoordiger van het stadsbestuur. Het dragen van ‘dubbele petten’ was niet ongewoon in Schiedam in deze tijd. De branderij was belangrijk voor Schiedam. Dit blijkt uit het grote aantal branders dat lid was van de vroedschap en die net als Robbert en Joan Gordon bestuurlijke functies naast hun branderijen bekleedden.
In zijn functie van secretaris maakt Joan Gordon ook de roerige jaren 1747-48 van dichtbij mee. Aan het einde van de Oostenrijkse Successieoorlog kwam tevens een einde aan het stadhouderloze tijdperk. Nadat prins van Oranje Willem IV door de Schiedamse vroedschap tot stadhouder, admiraal en kapitein-generaal was gekozen (en ook de Staten van Holland hiertoe hadden besloten), werd door secretaris Joan Gordon “van het boven bordes voor ‘t Raedhuys” de publicatie van de beslissing voorgelezen aan de verzamelde burgers.
Het perkamentmakersbedrijf was toen al niet meer in handen van de familie Gordon. Nadat zijn moeder het bedrijf in 1724 na de dood van haar echtgenoot aan Joan had overgedaan, verkocht Joan de perkamentmakerij vier jaar later op zijn beurt aan mr. Philip Jacob van Cloon, raad en regerend schepen van Schiedam.
Joan Gordon is overleden op 82-jarige leeftijd en begraven op 11 april 1769. Met zijn dood verdwijnt de zichtbaarheid van de familie Gordon in Schiedam. Op andere plekken in de Republiek – en overzee – doen zij in de volgende decennia nog meermaals van zich spreken.