De verlichte ideeën en het wereldbeeld van de geboren Doesburger Robert Jacob Gordon hebben bijzondere raakvlakken met de achttiende-eeuwse ‘vrijmetselaarsvisie’. Het blijken mede maçonnieke connecties te zijn geweest die hem naar de Kaap hebben gebracht. Nieuw onderzoek gaat interessante inzichten opleveren over de persoon Robert Jacob Gordon, zijn leven, netwerken en carrière.
Exponent van de achttiende eeuw
De achttiende eeuw is een boeiend tijdvak. In Nederland minder bekend en overschaduwd door de voorafgaande ‘gouden’ zeventiende eeuw, en dat is onterecht. En jammer. Het is een eeuw van grote veranderingen en revoluties, van ontdekkingen en (natuur)wetenschappen, een eeuw van Verlichting, maar ook van kolonialisme en slavernij. Het is een belangwekkende periode in onze geschiedenis.
Een opvallende en interessante verschijning in de tweede helft van de achttiende eeuw is de veelzijdige Schotse Geldersman Robert Jacob Gordon. Militair van beroep, was hij een in zijn tijd internationaal vermaarde, geprezen en beschreven wetenschapper en avonturier. Vele grote namen uit deze tijd, militairen, bestuurders, wetenschapper, filosofen en reizigers kunnen met zijn persoon, leven en wereld worden verbonden.
Een ongelukkig einde aan zijn leven in 1795 zorgde voor vergetelheid. Gelukkig wordt zijn verhaal bij het grote publiek de laatste jaren, door (internationale) tentoonstellingen en publicaties, weer onder de aandacht gebracht. Belangrijk is verder dat de Atlas Gordon, de verzameling zoölogische, botanische en antropologische tekeningen van Robert Jacob Gordon, samen met de reisjournaals van zijn expedities door zuidelijk Afrika, en correspondentie online bijeengebracht zijn door het Rijksmuseum Amsterdam en The Brenthurst Library Johannesburg. Deze schatten aan informatie zijn nu voor iedereen te raadplegen via de website robertjacobgordon.nl.
Toch valt er nog genoeg te ontdekken over het leven van Robert Jacob. Vooral over de periode tussen 1760 en 1772, wanneer hij voor zijn eerste reis naar de Kaap vertrekt, is nog veel onduidelijk. In de meeste eerdere studies wordt over deze leemte heengestapt en treffen we Gordon na zijn ‘studietijd’ in Harderwijk (tot 1760/61) in 1772 aan de Kaap voor “un voijage de plaisir et de curiosite”.
Juist de tussenliggende periode is interessant. Het zijn de jaren van dienst in de Schotse Brigade, de verhuizing van de familie Gordon naar Leiden en de tijd dat Robert Jacob ook Den Haag leert kennen. In deze periode bouwt hij een ‘netwerk’ van nieuwe vrienden op en maakt hij kennis met de vrijmetselarij.
Vrijmetselarij
Van dit laatste feit is in het verleden in voetnoten wel melding gemaakt, maar deze connectie tussen Robert Jacob Gordon en de vrijmetselarij is nooit goed verder uitgezocht. Momenteel is nieuw onderzoek gaande naar de familie Gordon en wordt ook de vrijmetselarij hierin betrokken.
De achttiende eeuw is een tijd waarin verschillende soorten verenigingen en genootschappen ontstaan die worden gekenmerkt door een mengeling van sociale en intellectuele activiteiten. Een van deze nieuwe broederschappen is de vrijmetselarij, aan het begin van de eeuw in Groot-Brittanië ontstaan en al snel overgewaaid naar het continent.
Deze inwijdingsgenootschappen waren dragers van de idealen van de Verlichting, gekarakteriseerd door een open blik, tolerantie en belangstelling voor (natuur)wetenschappen, gebaseerd op waarnemingen, waarbij ideeën met proeven te bewijzen waren. In de Republiek waren in de tweede helft van de achttiende eeuw veel hoge militairen van buitenlandse komaf actief in de vrijmetselarij, net als de internationaal georiënteerde adel.
De vrijmetselaren verenigden zich in loges – werkplaatsen – waarbij de (aankomende) leden werden ingewijd en verheven in de verschillende graden gebaseerd op rituelen en tekens uit de gilden van metselaars. In die beginjaren speelde naast rituelen en verlichte ideeën ook de gezelligheid van eet- en drinkgelagen voor de studenten en officieren een belangrijke rol.
Loge La Vertu
Een van de oudste (en nog steeds actieve) reguliere vrijmetselaarsloges in Nederland is de Leidse loge La Vertu. Als stichtingsdatum geldt 19 augustus 1757, de datum waarop de constitutiebrief door De Groote Loge in Den Haag is uitgeschreven, waarmee de aanvragers uit Leiden toestemming verkregen om een loge onder de naam La Vertu te openen. De loge behoort tot de oudste van Nederland en wordt gerekend als nummer 7.
Leiden was ook in de achttiende eeuw een stad van studenten, waar regentenzonen kennismaakten met de vrijmetselarij. Zeker in de beginjaren was loge La Vertu een typische ‘studenten-broederschap’, en kende mede hierdoor naast een snelle aanwas ook een groot verloop. Halverwege jaren 1760 raakte de loge in verval, maar kreeg onder het korte Voorzittend Meesterschap van Jacob Abraham de Mist (1767-1768) weer snel nieuw leven ingeblazen en consolideerde zich onder de volgende Voorzittend Meester Laurens van Santen (1768-1777) verder tot een stabiele loge.
Een van deze nieuwe vrijmetselaars die onder het voorzitterschap van J. A. De Mist in de loge werd aangenomen was Robert Jacob Gordon. Op de ledenlijst van de loge schrijft hij zich op 19 december 1767 in als Robert James Gordon. Als officier in de Schotse Brigade gebruikt hij in die tijd veelal de Engelse schrijfwijze van zijn tweede naam. Op het moment van toetreden tot de loge dient hij als luitenant in het Regiment Gordon (genoemd naar zijn vader, generaal-majoor Jacob/James Gordon).
Gordon en De Mist zijn ook symbolisch en over de dood heen met elkaar verbonden. Waar RJG het licht in de Kaapkolonie voor de Republiek en VOC figuurlijk uitdoet na de overgave van de kolonie aan de Britten in 1795, daar is man die hem ooit in 1767 aannam binnen loge La Vertu degene die in februari 1803, als commissaris-generaal namens de Bataafse regering, de kolonie weer – zij het voor korte duur – van de Engelsen overneemt als uitvloeisel van de Vrede van Amiens.
Gordon en de vrijmetselarij
Het open en tolerante wereldbeeld, het gedachtegoed van de Verlichting en belangstelling voor wetenschap gebaseerd op ervaringen en empirisch onderzoek, kenmerken zowel de visie die binnen de vrijmetselarij in de achttiende eeuw gedragen werd, als die van de persoon Robert Jacob Gordon. Zo bezien is een vrijmetselaarsloge geen vreemde plek om hem aan te treffen. Hij was wel de eerste uit zijn familie die vrijmetselaar werd. Geen van zijn voorvaders of broers lijken vrijmetselaar te zijn geweest Bij latere generaties vinden we, onder meer bij zoons van Robert Jacob en zijn broers wel nieuwe vrijmetselaars.
De actieve maçonnieke carrière van Robert Jacob zelf was overigens van korte duur. Hij is een jaar lid geweest van Loge La Vertu en is daarna niet tot een andere loge toegetreden, ook later aan de Kaap niet. Binnen zijn vriendenkring en netwerk bevinden zich de rest van zijn carrière en leven wel actieve vrijmetselaars.
Uit de vriendenkring van Robert Jacob Gordon behoort François Fagel tot de vroegste leden van loge La Vertu. Hij is de zoon van de griffier van de Staten-Generaal, Hendrik Fagel, die later het belangrijkste contact in het vaderland voor Gordon zou worden. De vriendschappelijke band met de familie Fagel blijkt ook na de dood van de in 1773 jong gestorven François als Gordon via zijn vader Hendrik Fagel de groeten laat overbrengen aan de weduwe Fagel.
Andere leden van de loge La Vertu uit de vriendenkring van Gordon zijn de broers Pieter en Bartholomeus van de Coppello. Pieter vervult binnen de loge de functie van Secretaris en ondertekent in die hoedanigheid in 1760 ook het nieuwe logereglement. Hij is in deze jaren tevens studie- en jaargenoot van Joan en Adam Bernard Smits Gordon, broers van Robert Jacob. De jongere broer van Pieter, Bartholomeus van de Coppello, is in 1765 – kort voor Robert Jacob – lid van loge La Vertu.
Kaapse Broeders
Bartholomeus en Robert Jacob vertrekken in november 1772 gezamenlijk naar de Kaapkolonie. Bartholomeus was er al eerder geweest, was er getrouwd en keerde nu terug, waarschijnlijk met het doel om er te blijven (zijn vrouw volgde de twee heren in december, maar zou onderweg op zee overlijden, wat een einde maakte aan dit voornemen). Voor Robert Jacob voedde de reis zijn passie voor de Kaap en wetenschappelijk onderzoek, en zou zijn toekomst gaan bepalen.
Groei van internationale handel maakte het mogelijk – en wenselijk – dat overal ter wereld loges gevestigd werden die ook fungeerden als een sociaal-economisch netwerk. In 1772 werd in de Kaapse kolonie loge De Goede Hoop opgericht, die onder het Grootoosten van Nederland viel. RJG is zelf geen lid van de loge geworden, ook niet nadat hij zich in 1777 definitief aan de Kaap vestigde.
Zijn vriend en reisgenoot Bartholomeus van de Coppello wordt wel lid van loge De Goede Hoop na aankomst aan de Kaap. Terwijl Gordon zijn eerste tochten door de binnengebieden van zuidelijk Afrika maakt, vervult Bartholomeus de functie van Schatbewaarder, of Thesaurier, binnen de loge. Deze functie legt hij in januari 1774 neer, kort voordat hij samen met Robert Jacob naar Nederland terugkeert.
Ook Gordons latere vriend, collega en rechterhand aan de Kaap, Carel Matthijs Willem de Lille, is jarenlang verbonden geweest met de Kaapse vrijmetselaarsloge, onder meer als Gedeputeerd Meester en Eerste Opziener.
J. A. De Mist zou zelf in 1803 nog een rol in de Kaapse loge. Als Gedeputeerd Grootmeester is hij aanwezig bij de feestelijke ingebruikname van een nieuw logegebouw en overhandigt daarbij ook de originele Constitutiebrief van loge De Goede Hoop.
Wat betreft Robert Jacob Gordon zelf, kort voor zijn definitieve vertrek naar de Kaap in januari 1777 brengt hij eind december 1776 een laatste logebezoek in Nederland. Maar dat is een verhaal voor een volgende keer.
Aschwin Drost heeft geschiedenis gestudeerd aan de Radboud Universiteit Nijmegen en doet momenteel onderzoek naar Robert Jacob Gordon, diens broer Otto Dirk en andere familieleden. Daarnaast werkt hij samen met HetHuisDoesburg aan onderzoek naar de jaren die de familie Gordon in Doesburg doorbracht en het leven in de vestingstad in die tijd.