Otto Derk Gordon, voormalig kapitein in het Gordon Regiment binnen de Schotse Brigade, speelde een grote rol binnen de Utrechtse patriottenbeweging en het exercitiegenootschap Pro Patria et Libertate. Nadat de patriotse democratische revolutie was geïmplodeerd vluchtte hij, als zoveel prominente patriotten, naar het buitenland. De omwenteling van 1795 maakte een terugkeer en rehabilitatie mogelijk.
Vlucht en ballingschap
Het eerste deel van deze kennismaking met patriottenleider Otto Derk Gordon eindigde met het mislukken van de patriotse revolutie. Nadat het stadhouderlijke regime met veel geweld terug in het zadel was geholpen door Pruisische interventie, vreesden de patriotten een bijltjesdag.
Vele patriotten vluchtten vanuit de Republiek naar een leven in ballingschap in vooral de Zuidelijke Nederlanden of Frankrijk. Otto Derk Gordon vertrok samen met zijn echtgenote Esther Maria d’Amour via Brabant naar Brussel. Net als andere prominente patriotten werd Gordon voor eeuwig verbannen, zijn goederen en bezittingen geconfisqueerd en verbeurd verklaard. De vonnissen werden in 1789 nog eens herhaald en in kranten gepubliceerd: “zynde al dezelven by deeze Sententie ten eeuwigen dagen gebannen en inhabiel verklaard, om ooit eenigen post in den Lande te bekleeden, met condemnatie in de kosten en confiscatie hunner goederen”.
Vanaf juni 1789 kwamen Otto Derk en Esther Maria in aanmerking voor een uitkering die door de Franse regering is toegekend van ‘200 livres/maand’. Tijdens hun ballingschap in Brussel ontmoetten Otto Derk en Esther Maria hier en in andere steden in Vlaanderen geregeld lotgenoten en vrienden uit Utrecht. Het echtpaar Gordon-d’Amour behoorde tot de vriendenkring van Clara Cornelia van Eijck, echtgenote van Pieter Marret. In een brievendagboek gericht aan een fictieve vriendin hield Clara haar belevenissen in ballingschap bij. In haar journaal beschrijft zij de ontmoetingen met het echtpaar Gordon-d’Amour. Zij verblijven tijdens hun ‘tourtie door Fransch Vlaanderen’ in juni en juli 1790 meerdere dagen bij deze Utrechtse patriotse vrienden in hun logement aan de Kouter in Gent en op landgoed Groeningerveld te Langerbrugge (bij Von Liebeherr en Ondaatje).
In september 1791 waren Otto Derk en Esther Maria even terug in de Republiek, waar ze een bezoek brachten aan Lisse. Op 11 september 1791 waren zij daar getuigen bij de doop van de zoon van dominee Adam Bernard Smits Gordon, de oudere broer van Otto Derk. Het jongetje werd naar zijn oom Otto Dirck Gordon genoemd.
Omwenteling en rehabilitatie
Na de Franse oorlogsverklaring aan stadhouder Willem V volgde in 1794 de invasie die leidde tot de omwenteling in de Nederlandse Republiek en het uitroepen van de Bataafse Republiek op 19 januari 1795. Voor Otto Derk Gordon volgde direct rehabilitatie en een nieuwe carrière in Utrecht. Sterker nog, hij lijkt een vooraanstaande rol bij de omwenteling in Utrecht te hebben gespeeld en was direct betrokken bij de revitalisering en herbewapening van de burgermilities en schutterijen. Na de heroprichting van de in 1787 opgeheven schutterijen werd Otto Derk commandant en chef over de gewapende burgermachten in Utrecht met de titel van Luitenant-Kolonel. Hij was onder meer verantwoordelijk voor de Wapenschouw van de schutterij en Chef Halve Brigade van de schutterij.
Het ging echter niet van harte. Otto Derk Gordon kwam als radicaal democratisch patriot vrijwel direct in conflict met de gematigd patriotse Utrechtse Raad, in het bijzonder met betrekking tot de Franse militaire aanwezigheid in de stad. Hij protesteerde heftig – maar vergeefs – tegen de onderwerping van de schutterij en gewapende burgermacht aan het Franse gezag en buitenlandse inmenging in ‘zijn’ stad. De Franse bezettingsmacht was de baas in de Bataafse Republiek, ook in Utrecht. De lokale burgerwachten en schutterijen werden buitenspel gezet en daarmee ook de “Burgelyken Opperbevelhebber Gordon”. Kranten in de Republiek rapporteerden geregeld over het oplopende conflict. Otto Derk Gordon ging zover dat hij officieel beroep aantekende bij de Nationale Vergadering in Den Haag. Ook de Utrechtse Raad stuurde een afvaardiging. De klachten van Gordon leverden vervolgens niets op.
Als gevolg van zijn compromisloze en revolutionaire houding raakte de radicale democraat Otto Derk Gordon steeds meer geïsoleerd. De radicale staatsgreep in januari 1798, waarbij ook zijn zwager Johan Albert Van der Spijk als volksvertegenwoordiger en gematigd patriot gevangengenomen werd, bood tijdelijk nieuwe mogelijkheden, maar in juni van dat jaar keerden de gematigde patriotten na een nieuwe staatsgreep terug aan de macht. De rol van burgerwachten werd verder ingeperkt en Otto Derk Gordon diende in 1799 uiteindelijk zijn ontslag in, na verschillende reorganisaties en inkrimping van de lokale schutterijen.
Nadat hij vanaf eind jaren zeventig al dienst had gedaan als kanunnik van Sint Jan, nam hij zijn plaats in het kapittel in 1795 opnieuw in. De prebenden die daaraan waren verbonden verschaften een aanzienlijk inkomen. Daarnaast bekleedde Otto Derk Gordon in de stad en regio ruim twintig jaar lang verschillende lucratieve functies als ‘boekhouder’ en inner van verschillende (verbruiks)belastingen. Van 1797 tot 1805 was hij Ontvanger der Generale Middelen ‘s Lands van Utrecht en lange tijd Ontvanger der losrenten. In januari 1811 werd hij onder Frans bewind genoemd als ‘receveur particulier et des contributions dans le district d’Utrecht’ en in 1814 werd hij uitvoerder van de Betaalsrollen te Utrecht. Vanaf 1815 was hij Ontvanger-Generaal der Provincie Utrecht. Deze post vervulde hij tot aan zijn dood op 80-jarige leeftijd.
Door het nieuwe bewind in Den Haag kreeg Otto Derk daarnaast jarenlang een toelage toegekend, ter compensatie van de geleden schade en het verlies van eigendommen na de gebeurtenissen in 1787, op basis van de ‘Besluiten der Eerste Kamer van het vertegenwoordigend Lichaam des Bataafschen volks, Augustus 1801’.
De dood, een tweede huwelijk en vaderschap
Op 1 maart 1802 overleed Esther Maria op 63-jarige leeftijd, zijn echtgenote waarmee hij zoveel heeft meegemaakt in onstuimige en revolutionaire tijden. Alleen een kind ontbrak aan hun huwelijk. Otto Derk deelde zijn verlies in een rouwadvertentie die in meerdere kranten is geplaatst. Op 5 maart werd “Mevr. Esther Maria d’ Amour huisvrouw van Dhr. Otto Dirk Gordon in eene eige Kelder No. 20” begraven in de Utrechtse Janskerk.
Anderhalf jaar later trad Otto Derk voor de tweede keer in het huwelijk, opnieuw met een Amsterdamse. Helena Henrietta Fraser (1778-1847) is de dochter van Christiaan Fraser en Catharina van Soesdijk. Ze is bijna veertig jaar jonger dan haar aanstaande. Het huwelijk vond plaats in Amsterdam, op 12 september 1803.
Twee jaar later werd Otto Derk op 64-jarige leeftijd toch nog vader, van een dochtertje: “Deeze morgen verloste myne geliefde Vrouw, H. H. FRASER, na eenen zwaaren arbeid, van eene welgeschapene dochter. Utrecht, 21 January 1805. O. D. Gordon”. Het meisje werd Johanna Maria Gordon genoemd, naar zijn moeder. Op 10 maart 1805 is zij gedoopt in de Domkerk van Utrecht.
Otto Derk overleed op 15 augustus 1820, tachtig jaar oud, in zijn woonhuis aan de Nieuwe Gracht: “de Heer Otto Derk Gordon Ontvanger Generaal van de Provincie Utrecht geboren te Doesburg Gehuwd aan vrouwe Helena Henrietta Fraser; zoon van Wijlen den Heer Jacob Gordon en wijle vrouwe Johanna Maria Heydenrijk. Overleden op den vijftienden dezen maand des middags ten Drie ure in den ouderdom van Tachtig Jaren, ten zijnen huize staande aan de Nieuwegracht”. De begrafenis vond plaats op 19 augustus 1820, waarbij “Dhr. Otto Dirk Gordon, in een eige Kelder No. 19”, naast zijn eerste echtgenote (No. 20) wordt begraven.
Helena Henriëtta Fraser leefde nog ruim 25 jaar als weduwe en ‘rentenierster’ in Utrecht tot zij op 23 september 1847 overleed, wonend op de Lijnmarkt, “Wed. van Dirk Otto Gordon, 68 j. en 9 m.”. Dochter Johanna Maria Gordon is dan inmiddels ook overleden. Op 13 maart 1823 gehuwd met mr. Cornelis Jacobus van Bommel, overlijdt zij enkele dagen na de geboorte van dochtertje Catharina Cornelia Jeanetta Henrica van Bommel op 3 februari 1829.
Zo wordt het leven van Otto Derk Gordon, ‘soldaat en democraat’, gekenmerkt door bijzondere hoogte- en dieptepunten bij het verwezenlijken van zijn persoonlijke, politieke en maatschappelijke idealen. Tijdens zijn leven is hij bejubeld en verguisd, geëerd en gehaat. Hij was een man van zijn tijd en op zijn eigen manier een soldaat van de Verlichting.
Verder Lezen
– Bruin, Renger E., Burgers op het kussen (Utecht, Zutphen 1986)
– Eijck, Clara Cornelia van, Mijn waarde vrindin. Een Gents journaal 1790-1791 (Hilversum 2000)
– Fergusson, James (ed.), Papers illustrating the history of the Scots Brigade in the service of the United Netherlands, 1572-1782 (2 delen, Edinburgh 1899-1901)
– Hulzen, A. van, Utrecht in de patriottentijd (Zaltbommel 1966)
– Maclean, Johannes, ‘Het geslacht Gordon’, in: De Nederlandsche Leeuw. Tijdschrift van het Koninklijk Nederlandsch Genootschap voor Geslacht- en Wapenkunde LXXXVII-3 (maart 1970) kolom 65-82.
– Nimwegen, Olaf van, De Nederlandse Burgeroorlog (Amsterdam 2017)
– Rosendaal, Joost, Bataven! Nederlandse vluchtelingen in Frankrijk, 1787-1795 (Nijmegen 2003)
– Rosendaal, Joost, De Nederlandse Revolutie. Vrijheid, volk en vaderland 1783-1799 (Nijmegen 2005)
– Sas, Niek van, ‘Politiek als leerproces: het patriottisme in Utrecht, 1783-1787’, in: Jaarboek Oud-Utrecht (1987) pp. 9-42
– Sas, Niek van, De metamorfose van Nederland. Van ouder orde naar moderniteit 1750-1900 (Amsterdam 2004)
– Schama, Simon, Patriots and Liberators, Revolution in the Netherlands, 1780-1830 (London 1977)
– Wit, C. H. E. de, De Nederlandse revolutie van de achttiende eeuw 1780-1787. Oligarchie en proletariaat (Oirsbeek 1974)
– Stedman, John Gabriel, The Journal of John Gabriel Stedman, 1744-1797 (ed. Stanbury Thompson, Londen 1962)