Natuurlijke historie, bijzondere dieren en zomaar een Drost

De laatste maanden van het jaar zijn, sinds ik me met de achttiende-eeuwse familie Gordon bezig houd, en meer bepaald met de boeiende figuur van Robert Jacob Gordon (1743-1795), ook altijd een beetje het jaargetijde van de giraffe.

Natuurlijke historie

Natuurlijke historie, afgeleid van het Latijnse historia naturalis, is de beschrijving van de dingen der natuur, niet zozeer de geschiedenis van de natuur. Deze tak van wetenschap bloeide bijzonder in de achttiende eeuw, in het spoor van de ‘ontdekkingsreizen’ door koloniale mogendheden. Reizigers en wetenschappers maakten gebruik van de handelsroutes en overzeese bezette gebieden om de voor Europeanen onbekende gebieden te onderzoeken en in kaart te brengen. Robert Jacob Gordon was zo’n wetenschappelijke reiziger.

Giraffe van Robert Jacob Gordon

Giraffa Camelopardalis, door Robert Jacob Gordon. Rijksmuseum RP-T-1914-17-500

Tijdens zijn vierde grote reis door de binnengebieden van zuidelijk Afrika, van 27 juni 1779 tot 13 januari 1780, ontmoet hij het dier waar hij – en met hem heel wetenschappelijk Europa – jaren naar heeft uitgekeken. De camelopardalis, het kameelpaard, bij ons beter bekend als giraffe, of zoals Gordon zegt: ‘het schoonste en singulierste gesigt in alle mijne Reisen’. Wetenschappelijk verantwoord volgens het pure empirisme van die tijd wordt een exemplaar geschoten, getekend, opgemeten, geslacht en opgegeten. Huid en botten worden geprepareerd om te worden opgestuurd naar professor filosofie en natuurlijke historie in Leiden, Jean Nicolas Sébastien Allamand (1713-1787). Hij is door de jaren heen degene die vanuit zuidelijk Afrika nieuws, onderzoek en specimen door zijn vriend Gordon krijgt opgestuurd. Nadat Allamand de exemplaren, beschrijvingen en tekeningen heeft bestudeerd en verwerkt in zijn Nederlandse en herziene versie van Buffon’s Histoire naturelle wordt een en ander, waaronder ook het skelet en de huid van de giraffe, naar Arnout Vosmaer (1720-1799) gestuurd. Vosmaer was de conservator en directeur van (en verwoed verzamelaar voor) de stadhouderlijke menagerie en het Kabinet van Natuurlijke Historie van prins van Oranje Willem V. 

Met de beschrijvingen van nieuwe werelden, flora en fauna in de zeventiende en achttiende eeuw, kwam ook het verzamelen van voorwerpen van natuurlijke historie in zwang. De verzamelwoede, zowel in specimen als in kennis, vierde hoogtij in deze zogenaamde tijd van de Verlichting in Europa. De Oranjes waren in de achttiende-eeuwse Republiek misschien de grootste collecteurs van zaken van natuurlijke curiositeiten, ze waren zeker niet de enigen en ook niet de eersten. Vele reizigers en bestuurders in dienst van de West-Indische en Oost-Indische Compagnieën maakten gebruik van hun tijd aan de andere kant van de wereld om bijzondere planten en dieren op papier vast te leggen en, wanneer mogelijk, naar het thuisland te transporteren, al dan niet in opdracht van betalende particuliere opdrachtgevers.

‘Natuurkundige beschrijvingen’

De combinatie van wetenschap en experimenteren, het temmen van wilde dieren en tentoonstellen als curiositeiten komt ruim aan bod in de ‘wetenschappelijke’ verhandelingen die Vosmaer schreef in zijn Natuurkundige beschijvingen, of Regnum Animale. Onwetendheid en knulligheid leidde tot een hoge sterfte onder de gevangengenomen wilde dieren. De orang-oetan van Willem V is illustratief.

Orang-oetan uit de dierentuin van stadhouder Willem V

Orang-oetan uit de dierentuin van stadhouder Willem V, een appel plukkend. Tethart Philipp Christian Haag, Mauritshuis.

Enkele jaren voor het arriveren van de giraffe van Gordon in Holland was in 1777 een heuse orang-oetan oorlog uitgebroken tussen Arnout Vosmaer en de beroemde Groningse professor en anatoom Petrus Camper (1722-1789). Op 29 juni 1776 ontving de Stadhouder uit Borneo de eerste orang-oetan die levend Europa bereikte voor zijn menagerie. De orang-oetan, een vrouwtje, verbleef bij aankomst in de Republiek eerst een maand ter observatie bij Vosmaer in huis, ‘ten einde gelegenheid te hebben om het gemakkelijk te betrachten’. Hier kreeg het een gevarieerd menu voorgezet van groenten, vruchten vlees en vis. De aap genoot zichtbaar van het aroma van peterselie en hield erg van aardbeien. Tijdens de tussenstop aan Kaap de Goede Hoop had zij geleerd met een lepel en vork te eten en het was ‘aartig te zien hoe zy een voor een, [de aarbeien] met de vork in de mond stak, terwyl zy het bord of schoteltje in de andere hand of poot vast hield’. Het dier werd ook het drinken van alcohol gewoon en ‘zeer graag dronk zy allerley wyn en byzonder Mallaga; gaf men haar een flesch, zy trok er de kurk met de hand af en dronk er zeer wel uit […] en gedaan hebbende, veegde zy, even gelyk een mensch, de lippen af’. Ook bij Vosmaer thuis had het dier eens een ‘gekurkte fles, waar in eenige Mallagawyn was, geöpend, leeg gedronken, en weder op dezelfde plaats neder gezet’.

Een half jaar na plaatsing in de diergaarde van Willem V werd het dier – zoals zoveel dieren in gevangenschap – ziek en overleed op 22 januari 1777. Arnout Vosmaer liet het onmiddellijk opzetten voor het kabinet, terwijl zijn collega Hemsterhuis het complete kadaver aan Petrus Camper beloofd had. Deze kreeg, zeer tegen zijn zin, slechts het gevilde karkas in een grote pot met sterk water toegezonden. Zelfs de Stadhouder was ‘horribel kwaad’. Het loopt met een sisser af en niet veel later zal Camper Vosmaer helpen bij het in elkaar zetten van de door Gordon geschonken giraffe.

‘Clara’

Een ander bijzonder en tragisch verhaal is dat van de rinoceros of neushoorn Clara. In 1738 wordt in de Indiase provincie Assam een baby-neushoorn gevangengenomen. Het jonge dier wordt door lokale Indiase bestuurders als geschenk aangeboden aan Jan Albert Sichterman (1692-1764), directeur van Bengalen in dienst van de Verenigde Oost-Indische Compagnie. ‘Clara’ mocht tot veel plezier van de huishouding en de regelmatig aanwezige gasten als ‘huisdier’ door het huis van de VOC-directeur lopen. Twee jaar later – en honderden kilo’s zwaarder – werd de rinoceros te groot om in huis te houden. Sichterman gaf haar weg aan Douwe Mout van der Meer, kapitein van de Compagnie. Deze nam eind 1740 het tamme wilde dier met zich mee naar de Republiek.

De jonge neushoorn Clara, getekend door Petrus Camper

De jonge neushoorn Clara, door Petrus Camper. Collecties UvA.

Na haar aankomst in Rotterdam op 22 juli 1741 was Clara enige tijd te zien in Leiden, waarna een zeventien jaar durende Europese tournee begon als reizende tentoonstelling door onder meer Duitsland, Zwitserland, Frankrijk en Italië. Onderweg kreeg zij in Würzburg haar bijnaam Clara. In Leiden werd zij bestudeerd door de professoren Albinus en Camper. Net als de orang-oetan krijgt Clara onder ‘wetenschappelijke’ observatie een vreemd menu voorgeschoteld. Volgens verschillende bronnen is zij gek op bier en niet afkerig van tabaksrook. De neushoorn is door verschillende wetenschappers en kunstenaars getekend en op schilderijen vereeuwigd. In Buffon’s Histoire naturelle verscheen ook een artikel over haar. Ondanks het gesleep met het arme dier, de onnatuurlijke voeding en huisvesting heeft Clara toch de leeftijd van twintig jaar bereikt wanneer ze in 1758 overlijdt.

Zomaar een Drost

Opeens is daar dan, tussen het bestuderen van bijzondere dieren in onnatuurlijke omgevingen, zomaar een Drost. Hinderck Sijmons Drost (rond 1705 – 1788) was geregeld betrokken bij handel in onroerend goed en trad op als getuige bij verschillende transacties. Dit deed hij in de periode 1748-1762 ook meermaals voor Jan Albert Sichterman, die in het najaar van 1745 in zijn thuisstad Groningen was teruggekeerd en intrek nam in het imposante stadspaleis dat hij had laten bouwen. De extravagante en in het oosten door privéhandel bijzonder rijk geworden Sichterman diende natuurlijk ook over een indrukwekkend ‘buiten’ te beschikken. Hierbij verschijnt Hinderck Sijmons Drost als getuige bij de verkoop van een huis en grond aan de ‘out directeur van Bengalen en out ordinaris raad van Nederlandsch Indiën’, wanneer Sichterman de buitenplaats Woellust aan het Westerdiep in Wildervank laat bouwen, compleet met een uitgestrekt aangelegde parktuin.

Tijdens haar lange Europese tournee is Clara de neushoorn ook tweemaal in de stad Groningen te bewonderen geweest. Nieuwsgierigen konden haar ‘voor een seer sevile prys’ bezichtigen. Een deel van de inkomsten kwam ‘ten profite van de gemene armen deser stad’ toen Clara in 1756 in een tent op de Botermarkt werd tentoongesteld. Ik ben benieuwd of Sichterman en Drost ook zijn komen kijken.

Dit artikel verscheen eerder  in het Mededelingenblad van de Studiegroep Geslachten Drost, december 2018.

logo Studiegroep Geslachten Drost

Lees hier mijn artikel ‘Camelopardalis, de giraffe van Robert Jacob Gordon’.

Dit bericht is geplaatst in Columns, Drost, Nieuws met de tags , , , , , , . Bookmark de permalink.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *