Laaggeletterdheid in Nederland

aap-noot-mies

Lezen: de interpretatie en het zien van tekst, aldus het woordenboek. Voorlezen, oplezen, doorlezen, nalezen, aflezen, inlezen, uitlezen, herlezen… Typ het woord lezen in en je krijgt zoveel resultaten en informatie, dat het bijna niet te geloven is dat er in Nederland zo’n groot aantal laaggeletterden is. Er zijn in Nederland maar liefst 2,5 miljoen mensen van 16 jaar en ouder die moeite hebben met taal én rekenen. Van deze groep is ongeveer 70% van Nederlandse afkomst.

Definitie laaggeletterdheid

De term laaggeletterdheid lijkt alleen te verwijzen naar het probleem dat er groepen mensen zijn die moeite hebben met taal. Het overheidsbeleid richt zich sinds 2012 echter ook op mensen die moeite hebben met rekenen. De definitie laaggeletterdheid is daarmee verbreed. Geletterdheid omvat luisteren, spreken, schrijven, en gecijferdheid en in dat kader het gebruiken van alledaagse technologie, aldus het ministerie van OCW. Mensen zonder goede taal- en/of rekenvaardigheden zijn vaker werkloos, hebben een lager inkomen, hebben een slechtere gezondheid en zijn politiek en maatschappelijk minder betrokken.

Stichting Lezen en Schrijven

‘Laaggeletterd zijn’ is volgens de Stichting Lezen en Schrijven een overkoepelende term voor mensen die moeite hebben met lezen, schrijven en het begrijpen en toepassen van informatie. Van Dale houdt het eenvoudig bij ‘slecht kunnende lezen en schrijven’. Het is dus iets anders dan ongeletterdheid of analfabetisme, waarbij het gaat om mensen die helemaal niet kunnen lezen en schrijven.

Gevolgen

Ben je laaggeletterd, dan ben je functioneel analfabetisch. Je kunt dus niet voldoende lezen (en schrijven) en ook vaak onvoldoende rekenen, je komt moeilijker mee in de samenleving. Er zijn meerdere oorzaken bekend. Vaak is het een combinatie van ongunstige sociale, economische en individuele omstandigheden, zoals een taalarme thuissituatie, een reizend bestaan van de ouders of leerproblemen. ‘Taalzwak zijn’ en daarmee niet helemaal mee kunnen komen in de maatschappij, kan grote gevolgen hebben. Werkloosheid, isolement en zelfs een slechte gezondheid zijn niet ongebruikelijk. Onlangs werd bekend dat bij schuldproblemen laaggeletterden oververtegenwoordigd zijn.

Overheidsbeleid

Met het actieplan 2012-2015, een vervolg op Aanvalsplan Laaggeletterdheid 2006-2010, ‘van A tot Z betrokken’, heeft de overheid al verschillende maatregelen genomen om taalbeheersing te bevorderen. Het kabinet investeert nu jaarlijks 18 miljoen euro in projecten uit het nieuwe programma ‘Tel mee met Taal’ dat loopt van 2016 tot 2018. Zo zijn er de projecten BoekStart, Taal voor het Leven en de Kunst van het Lezen. Het beleid wordt uitgevoerd door gemeenten en de Stichting Lezen en Schrijven vervult een belangrijke rol. Met dit beleid wil de overheid de taalbeheersing van minimaal 45.000 mensen verbeteren en op de langere termijn een structurele afname van het aantal laaggeletterden realiseren. Belangrijk is ook dat Nederland zijn top 3 positie behoudt als een van de landen met de minste laaggeletterden.

In Nederland zijn meer dan 700.000 werkende mensen laaggeletterd. Zij kunnen bijvoorbeeld geen bestelformulieren of veiligheidsinstructies lezen. Dit zijn niet alleen ongeschoolde mensen. Zo’n 10% heeft een afgeronde mbo 2, 3 of 4 opleiding. Bedrijven uit verschillende branches hebben inmiddels een akkoord gesloten om taalvaardigheid op de werkvloer te bevorderen.

Samenwerkende instanties

Veel organisaties werken samen om laaggeletterdheid terug te dringen. Gemeenten, scholen, bibliotheken, werkgevers, consultatiebureaus, artsen, universiteiten, kinderopvangorganisaties, culturele instellingen en ouders ‘doen’ natuurlijk vaak mee. Daarnaast zijn er honderden taalvrijwilligers aan het werk gegaan. Door samenwerking kun je een taalachterstand eerder opmerken en aanpakken.

Aanbod

Onlangs werd, in het kader van het Jaar van het Boek, voorgelezen aan ouderen. De Nationale Voorleeslunch is een succes. Elk jaar worden veel campagnes gevoerd en wordt er van alles georganiseerd om lezen én boeken onder de aandacht te brengen. Een greep uit het grote aanbod:

  • Moeite met lezen of zo?
  • Kinderboekenweek
  • Boek met een Bijzonder Verhaal
  • Nijntje Museum
  • Leesplein
  • Week van het Nederlands
  • Frankfurter Buchmesse
  • Kinderboekenmarkt Den Haag
  • Nederland Leest

Online is zoveel te lezen, te doen en te bekijken:

  • Stichting Lezen en Schrijven
  • Stichting Lezen
  • Genootschap Onze Taal
  • Lezen.nl
  • Taaladvies.nl
  • Boekstart
  • Leesmonitor
  • Oefenen.nl
  • Start!krant
  • Taal-apps

Effect

Heeft de overvloed aan informatie en het aanbod van zoveel leermateriaal effect op de aantallen laaggeletterden? Je zou denken van wel. Zoveel om mee te oefenen, na te kijken, op te zoeken, workshops, spelletjes, taalcafés en nog veel meer. Met instrumenten zoals de Taalmeter en de Taalverkenner is het snel te bepalen of iemand voldoende kan lezen en schrijven. Hierna kan iemand de weg worden gewezen naar een cursus. Gemeenten krijgen jaarlijks budget voor het inkopen van taal- en rekencursussen. Het doel van de overheid voor de periode 2016-2018 is het verbeteren van de taalbeheersing van 45.000 mensen.

Rapport

Volgens het rapport van de Algemene Rekenkamer staat de aanpak van het probleem niet in verhouding tot de omvang. De aangeboden taalcursussen zouden teveel gericht zijn op een betere taalbeheersing dan het behalen van een taalbeheersing op vmbo niveau (wat overeenkomt met de definitie van geletterdheid). In 2008 zijn door de commissie-Meijerink3 referentieniveaus ontwikkeld om de mate van taal- en rekenvaardigheid bij mensen vast te stellen. Er zijn vier niveaus: 1F, 2F, 3F en 4F. Iedere Nederlandse ingezetene die onder 2F scoort op Nederlandse taal en/of rekenen, wordt laaggeletterd of laaggecijferd genoemd. Vanaf niveau 2F spreekt het Ministerie van OCW van ‘geletterdheid’.

Thuis en op school

schriftje

‘Ik heb nie honger’, hoorde ik een buurjongetje zeggen. Hij moet dit allang goed kunnen zeggen, hij is bijna acht, maar hij wordt niet verbeterd en er wordt niet uitgelegd waarom dit niet goed is. Zijn ouders zijn laagopgeleid, een woordenboek zal niet in de boekenkast staan en op de computer staan vast geen taalspelletjes. Kinderen die een achterstand hebben in hun taalontwikkeling kun je o.a. thuis ondersteunen door ervoor te zorgen dat hij dagelijks goede zinnen hoort. Maar die hoort hij eigenlijk niet. Hij groeit op in een taalarme thuissituatie en zal als jong volwassene misschien al gauw tot de laaggeletterden behoren. Voor een goede leesvaardigheid spelen school én ouders een belangrijke rol. Hoe zal het hem verder vergaan? Een laag opgeleid iemand is niet per definitie ook laaggeletterd. Hij is nog jong genoeg om de bijna vicieuze cirkel te doorbreken en het onderwijs zou hem hierin op weg moeten helpen. Alleen dan kan hij zijn kinderen de grote en mooie wereld van verhalen en lezen bijbrengen.

Vroeger, nu en straks

Vroeger, toch alweer een halve eeuw geleden in mijn geval, had je alleen de bibliotheek en een paar (brave) boekjes thuis. Ik herinner me, toch met enige weemoed, Het Weggetje in het Koren van W.G. van de Hulst. Op school deed je dictees en schreef je netjes in je schriftjes. Soms had iemand een Donald Duck of een boek van Pinkeltje. Van laaggeletterdheid of dyslexie had nog niemand gehoord. Kwam je niet mee, dan ging je naar een ‘speciale school’ , naar de BLO of je had gewoon pech. Wat is het verschil tussen dat kind van toen en het kind van nu? Hun kans op succes en mogelijkheden zich te ontwikkelen? Opleiding en succes zijn geen garantie voor geluk, maar het zou zo mooi zijn om geen moeite te hebben met lezen.

Dit bericht is geplaatst in Taal met de tags , , , , . Bookmark de permalink.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *