GEDROST (13)

Altijd in het centrum van het wereldtoneel, desondanks de loop der dingen net niet mede bepaald. Verslapen, verdwaald, tactisch verstoppertje gespeeld, ja soms zelfs door goed geluk en stom toeval. Gedrost, of hoe een familie zich uit de voetnoten van de geschiedenis heeft weten te maken. Sinds 2014 verschijnt ieder kwartaal een minuut of kwartierstaat, parenteel of tafereel uit de stamboom van een familie in de schaduw van het grote gebeuren.

Goed doen doet goed volgen en onze opstand wordt een goed bezochte attractie. Groepen Germaanse krijgers van over de Rijn sluiten zich aan, in blijde verwachting van Romeinse buit. Brandhaarden ontstaan in Belgica en verder naar het zuiden. Meerdere Romeinse provincies staan in lichterlaaie. De in kamp Vetera opgesloten en omsingelde Romeinen kunnen er ondertussen niet meer mee lachen. Te weinig soldaten om het fort te verdedigen, weinig voorraden en een lage moraal. Ideaal is anders.

We hebben onze leider Iulius Civilis goed geïnstrueerd en hij speelt zijn strategische ‘Vespasianus-kaart’ met verve en een geoefend pokerface uit. Niet alleen laat hij zijn eigen opstandelingenleger trouw zweren aan wannabe keizer Vespasianus, nee, hij heeft ook het lef eenzelfde eedaflegging van de in Xanten belegerde legionairs te verlangen. Ze weigeren, hun keizer is Vitellius. Maar niet lang meer.

Begin november bereikte het Rijnland bericht dat Vitellius was verslagen en Vespasianus tot nieuwe keizer was uitgeroepen. Een schokgolf ging door de Romeinse legers aan de Rijn. Troonpretendenten en opstanden vliegen je om de oren, blijken we uiteindelijk toch allemaal een grote blije familie. Alle partijen steunden nu, in ieder geval in naam, dezelfde keizer. Maar wat te doen met de opstand, meejuichen met Vespasianus of de strijd voortzetten? We proberen op Civilis in te praten en de opstand te beëindigen nu het nog goed gaat en we er zo goed op staan bij de nieuwe machthebbers. We kunnen ons mooi profileren als redders van het Rijk en helden van de keizer.

Civilis begint te mokken, “het gaat nu net zo lekker, zonde om te stoppen toch?” Ook het argument dat Vespasianus (hem kennende) straks met een commandant met stielkennis op de proppen komt en nieuwe troepen stuurt, krijgt Civilis niet om. Altijd hetzelfde met leiders, banger voor hun eigen hachje, peilingen en positie op de maatschappelijke ladder, dan voor reëel gevaar. Kunnen wij het zo weer oplossen zeker. Civilis houdt voet bij stuk en wordt van Romeins rebel een openlijk Bataafs rebel, en wij met hem.

Het moet gezegd, met hoop op zege en goed gebruikmakend van de sfeer van ‘order, counter-order, disorder’ die al ruim een jaar onder de Romeinen leeft, hebben we nog wel even het momentum. Keulen en Trier worden ingenomen en zelfs de Galliërs doen even mee. Met de Franse slag natuurlijk, maar Romeinse troepen schrikken toch even, de sukkels deserteren in grote groepen naar de Franse rebellen onder leiding van Iulius Sabinus, die claimde de achterkleinzoon van Iulius Caesar te zijn en zelf een gooi naar het purper wilde doen. Tuurlijk jongen, succes en zet ‘m op.

Om een lang verhaal wat korter te maken – en een mooi verhaal is het, sterk ook, opgeschreven door Tacitus in zijn Historiën met wat kennis van binnenuit (vanzelfsprekend zonder bronvermelding, nee, schrijf ons Drosten er maar uit) – de opstand golfde zo nog wat heen en weer. Vetera belegerd, ontzet en nogmaals belegerd, bezet en platgebrand. Allemaal leuk en aardig, je wint eens wat en je krijgt klappen zoals dat in de strijd gaat, maar geleidelijk aan nam de kans op blauwe plekken wel toe. Bovendien, waar ging de strijd nu echt over? Een burgeroorlog beginnen namens Vespasianus was natuurlijk een sterk staaltje feitenvrij werken aan een alternatieve waarheid. Het sloeg aan, we kregen het volk op de been en ook voor de Romeinse overwinnaar bleek het een werkbaar compromis dat thuis aan de achterban kon worden verkocht.

Maar dit is niet het hele verhaal en wordt onverkoopbaar op het moment dat je stug blijft doorvechten. We moeten ons daarnaast ook niet verkijken op een vrijheidsstrijd of ‘strijd voor onafhankelijkheid’. Want wat houdt die vrijheid in? Onafhankelijkheid voor de stammen, vrij van Romeinse bemoeizucht en overheersing, of gaat het om autonomie van een elite? En over welke elite spreken we dan? Er is inmiddels een volwassen tweede generatie: na de Iulii, zijn nu de Claudii opgestaan als de populaire jongens, en die snotapen willen ook op het pluche. Een van de rivaliserende Claudii, de Bataafse ruitercommandant Claudius Labeo (eerder nog door Civilis bij de Friezen gevangen gezet, maar ontsnapt aan zijn bewakers), begon met zijn cavalerie en soldaten uit Belgica een guerrillaoorlog tegen de Cananefaten en Bataven.

En toen kwam ‘de dag die je wist dat zou komen’. De dag waarop Quintus Petillius Cerialis het commando kreeg en onze kant op kwam. En hij kwam niet alleen, vanuit Spanje en Brittannië kwamen legioenen aangemarcheerd. Van machtigste stam in het noordwesten van Europa naar alle hens aan dek in een kort tijdsbestek. Die Cerialis is overigens een goede oude bekende uit onze Britse periode, een puik generaal en ideaal medestrijder. Een uiterst vervelend tegenstander. Maak daar gerust een game changer van.

Billenkoek twee punt nul. Alle restjes opstand werden opgezogen, het Gallische Keizerrijk verdween nog sneller dan het was ontstaan en de Bataafse Iulii en Claudii werden bijeengeveegd in het Batavenland. Onze hoofdstad Oppidum Batavorum verdedigen zat er niet in, we grepen alles wat vervoerd kon worden mee, staken de rest in brand en trokken ons terug in de Betuwe, op het Bataveneiland. Met het verwoesten van de Drususdam bij Lobith zetten we het sterke staaltje watermanagement om in een waterlinie. Het peil van de Neder-Rijn daalde, de gelijkertijd verbrede Waal vormde met de sterke stroming een groot obstakel voor de Romeinen. Even rust, maar het einde naderde.

De Romeinen weten met hun schepen de oversteek naar de Betuwe te maken en vernietigen daar oogsten en boerderijen, alles behalve de bezittingen van onze leider Civilis. Hongersnood dreigde, maar de Romeinen zelf verkeerden eveneens in moeilijkheden. Overvloedige najaarsregens gaven, samen met onze waterlinie, de Betuwe het aanzien van een meer en sneed de Romeinen af van hun versterkingen en voorraden. Het kamp van Cerialis in de Betuwe verdween langzaam in het aanzwellende water, terwijl de honger onder zijn manschappen toenam. Omgeven door water en vijanden stuurde de generaal bericht dat hij bereid was onze overgave te accepteren.

De daadwerkelijke onderhandelingen hebben we gezamenlijk uit de boeken weten te houden. Het overgeleverde betoog van Tacitus breekt netjes af op de gebroken brug in de Betuwe, een fraai Drostiaans detail. Beide leiders staan ieder aan een kant van de breuk tegenover elkaar. Wij zijn erbij om de breuk te lijmen, Juul te souffleren en Cerialis te paaien. Dankzij de Bataven had Vespasianus toch maar mooi gebruik kunnen maken van een tweefrontenoorlog tegen Vitellius. Goed, we kunnen soms wat overdrijven, maar dat die Romeinse legioenen zich te schande maken en overlopen naar die Gallische bende, dat kan ons moeilijk in de caliga worden geschoven.

Bovendien hebben de Romeinen het er zelf naar gemaakt, met die absurde rekruteringsmethoden. Alsof we niet genoeg soldaten voor Rome’s beste en dapperste stoottroepen leverden. Dan worden daarbovenop nog de bestaande Bataafse cohorten in Italië, en niet te vergeten de corporis custodes, de beroemde keizerlijke lijfwachten, afgedankt en terzijde geschoven. Onze positie zo dicht bij de troon is altijd een bron van grote roem voor de stam geweest. Zeker de lijfwachten definieerden effectief de belangrijke status van de Bataven binnen het Romeinse rijk en daarmee de relatie met andere stammen.

Wat hebben we destijds samen een mooie tijd in Engeland gehad, wij Bataven, Cerialis, en Vespasianus. Zouden we zo weer doen! En Dat bleken ware woorden. Het oude bondgenootschap werd hersteld en we kregen een goede deal, weliswaar onder strengere supervisie. De Romeinen hadden in Germanië een solide en stabiele grensregio nodig en stationeerden een legioen op de stuwwal bij onze platgebrande hoofdstad, die een paar kilometer verderop werd herbouwd. Een addertje onder het gras was dat onze befaamde cohorten voortaan standaard ver van huis gelegerd zouden zijn.

Maar, al met al, eind goed al goed: we zijn weer vriendjes dankzij de Drosten. Een kwestie van tekenen bij het kruisje. Zaak is wel om, voordat de stofwolken zijn opgetrokken en alle implicaties duidelijk worden, even onder te duiken en radiostilte in te lassen. Wij steken vast over, in het kielzog van Cerialis, en gaan met de eerste cohorten op de boot mee naar Dover. Ja, we mogen weer naar Britannia, het plezierig groene eiland van ontbijten en lekker bier. Net als vroeger, zij aan zij successen beleven. Gezellig. Gedrost.

Uit: Mededelingenblad van de Studiegroep Geslachten Drost, maart 2017

Volgende: Gedrost (14)Vorige: Gedrost (12)Begin: Gedrost (1)

 

Dit bericht is geplaatst in Columns, Nieuws met de tags , , , , , . Bookmark de permalink.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *