Altijd in het centrum van het wereldtoneel, desondanks de loop der dingen net niet mede bepaald. Verslapen, verdwaald, tactisch verstoppertje gespeeld, ja soms zelfs door goed geluk en stom toeval. Gedrost, of hoe een familie zich uit de voetnoten van de geschiedenis heeft weten te maken. Sinds 2014 verschijnt ieder kwartaal in een minuut of kwartierstaat, parenteel of tafereel uit de stamboom van een familie in de schaduw van het grote gebeuren.
Caesar was met gevaar voor eigen leven, en vooral dat van zijn soldaten, de grote oceaan overgestoken naar het einde van de wereld, Britannia. Het zuidoostelijke gedeelte van het eiland kwam in de Romeinse invloedssfeer middels diplomatieke verdragen en gijzelaars die in Rome werden ‘opgevoed’. Handel floreerde en de Romeinen verkregen toegang tot de rijkdommen van de Britse bondgenoten zonder de kosten van een bezetting. Romeinse vriend en koning, Cunobelinus, kende een decennialange bloeiende regeerperiode over het oostelijke koninkrijk op het eiland. Zijn invloed reikte nog verder, en rekte daarmee ook de lange arm van Rome nog wat uit. Zijn dood zorgde echter voor grote problemen voor zijn stamboom, ruziënde zonen, pro- en contra Romeins, bestrijden elkaars takken en hakken de facto hun eigen boom om. Wij zien de bui al hangen (een pittige zuidwester).
We gaan op reis en we nemen mee: een hoop soldaten, een slordige 20.000 ‘Romeinen’ verdeeld over Legio II Augusta, IX Hispana, XIV Gemina en XX Valeria Victrix. Een zelfde aantal hulptroepen, waaronder wij (iemand moet toch het zware werk doen). Verder staan de nodige Lastdieren en materieel op het lijstje van commandant Aulus Plautius. Plus, niet vergeten: bevoorrading, want op vriendelijke Britse Bed & Breakfast – ‘full English’ of continentaal zelfs – hoeven we niet te rekenen. Ze willen van ons af. Brexit avant la lettre.
Toen wij uit Boulogne vertrokken, vertrokken wij uit Gesoriacum, of eigenlijk vanuit Portus Itius. We zijn er bijna, maar nog niet helemaal, want eerst beginnen die Romeinen te muiten, de watjes. Mekkeren dat de zee het einde, de grens van de wereld vormt en dat daar voorbij vele gevaren wachten. ‘Had de zee niet teruggevochten toen Caesar de grote oversteek had gewaagd? Hoeveel schepen en manschappen hadden we toen niet verloren, nou?’ Alsof we voor niets onlangs schelpen hebben staan rapen bij Katwijk voor Caligula. Daarmee was de zee overwonnen en veroverd voor de Romeinen. Nu de Britse stammen nog. Niet zeiken, inschepen.
Het oponthoud had overigens een onverwacht voordeel. Die Britten waren op de hoogte gebracht van onze komst door Gallische sympathisanten en hadden zich al op die witte kliffen van ze verzameld als een stel hooligans met strijdwagens. Ze kennen echter geen adequaat bevoorradingssysteem en kunnen hun troepen daarom niet zo lang in het veld houden (wij Drosten nemen natuurlijk altijd ons eigen thermoskannetje en broodbakje mee). Toen we wat op ons lieten wachten keerden ze dan ook weer terug naar huis. Hongerdebonger.
We landden veilig en in alle rust rond het huidige Richborough, beschut aan het toenmalige Wantsum Channel. Hier werd direct een fort en nederzetting als bruggenhoofd gesticht, Rutupiae. Een prachtig en gigantisch overwinningsmonument zou later volgen, een van de grootste in het Rijk. Wij zijn er echter nog niet en moeten verder. De Britten wachten ons op bij een overgang aan de rivier Medway, waar we ze na dagen strijd ‘flabbergasted’ achterlaten met ons sterke Bataafse staaltje zwemkunst in volle wapenrusting. Het zelfde geintje herhalen we over de Thames, landje- en dorpje veroverend waar we maar voet aan de grond zetten.
De hoofdplaats van het verbond van Britse stammen, Camulodunum (Colchester), wachtte op inname, de keizer achter de coulissen, voor hij de bühne mag betreden als veroveraar in een triomftocht. En wat voor een, met olifanten door het ‘green and pleasant’ glooiende land. Het pad door ons geëffend, door de keizer geplaveid. We kunnen gaan. Gedrost.