De geschiedenis volgens Bicker

Eind november 2018 verscheen De geschiedenis volgens Bicker van Mariëlle Hageman bij Uitgeverij van Oorschot. De auteur geeft zelf al aan dat zij geen biografie heeft geschreven en dat klopt. Het is meer dan dat. De lovende kritieken en recensies zijn volkomen terecht.

De geschiedenis volgens Bicker

Zoals het boek geen biografie is, zo is dit geen recensie. Of misschien toch wel, ik werd namelijk heel blij van het lezen van haar boek. Mariëlle Hageman heeft een mooie manier gevonden om door de ogen – en vanuit de pen – van hoofdpersoon Jan Bernd Bicker een spannende geschiedenis te schrijven. Bicker mag zijn eigen verhaal vertellen en dat levert een persoonlijk verhaal op over de belangrijke en roerige tijd waarin hij leefde, werkte en geregeld een hoofdrol kon opeisen. Het is niet alleen het verhaal van en over een boeiende man, maar tevens over de wording van Nederland en een democratie.

Jan Bernd Bicker is een bijzonder dankbaar hoofdpersonage, waarbij kan worden geput uit een jaloersmakend grote hoeveelheid privé- en egodocumenten. Er zijn brieven, dagboeken, memoires, politieke aantekeningen en reisverslagen. Bicker besefte zelf terdege dat hij in een belangrijk en revolutionair tijdsgewricht leefde en legde veel vast. Hierdoor, én door de fijne manier waarop Mariëlle Hageman de bronnen tot een verhaal samenbrengt, krijg je een goed beeld van hoe Bicker het leven, het land en zijn rol hierbinnen zag en beleefde. In plaats van een notenapparaat kent het boek een uitgebreide verantwoording waarin werkwijze en keuzes bij het schrijven en interpreteren van bronnen worden uitlegd en verklaard. De verantwoording doet daarnaast dienst als literatuurlijst. Leuk vind ik het gebruik van de onvolprezen reeks Duizend jaar weer, wind en water in de Lage Landen van Jan Buisman.

Zo heb ik ook enorm genoten van mijn plaatsvervangende boosheid op Jan Bernd Bicker, over zaken en personen die géén vermelding in zijn geschiedenis hebben gekregen. Regelmatig hoorde ik enkele protagonisten uit mijn eigen onderzoek naar achttiende-eeuwse Gordons uitroepen: ‘ja hallo, en wij dan?’ Bicker ontmoet verschillende Gordons (en aangetrouwde familieleden) gedurende zijn carrière als advocaat, patriot en politicus. Wanneer hij in 1766 admissie doet als advocaat voor het hof van Holland is hier bijvoorbeeld Menso Gordon al een grote jongen die bekend staat er als ‘voortreflyk Advokaet’. Gordon wordt datzelfde jaar samen met Van Hamel als zodanig geroemd in de ‘Nazang aen zyne Doorl. Hoogheid, den Heere Prinsse Erf-Stadhouder, op Deszelfs Meerderjaerigheid, VIII. Maert 1766’. Menso en Jan Bernd zullen elkaar zeker ontmoet en gekend hebben.

Dan is er Otto Derk Gordon, patriottenleider en kolonel van exercitiegenootschap Pro Patria et Libertate in Utrecht. In november 1785 kwam een commissie van Hollandse patriotten, waaronder Bicker, naar Utrecht. Uit het overleg tussen de commissie en Utrechtse patriotten werd al duidelijk dat de patriotten niet eensgezind waren. Zo bestond er verschil in opvatting over de manier waarop democratische emancipatie het best en in welke mate – te bereiken zou zijn. De (te) vooruitstrevende en radicale Utrechtse patriottenleiders laten zich niet door het Hollandse gezantschap overtuigen. Bicker zal behoorlijk gefrustreerd zijn geweest over de afloop, niet alleen over Van Lidt de Jeude, maar ook over Gordon.

Twee jaar later, in de nazomer van 1787, spat de patriotse droom uiteen. Nadat de stad Utrecht zonder slag of stoot in handen van de prinsgezinden valt, vertrekt Otto Derk Gordon naar Amsterdam om daar te helpen bij de verdediging van de stad. Tevergeefs. De proloog van De geschiedenis volgens Bicker beschrijft de vlucht van Bicker uit de Republiek en trekt je direct per schuit de geschiedenis en zijn verhaal in. Net als Bicker en vele andere uitgeweken patriotten leidt de vlucht van Gordon en zijn echtgenote Esther d’Amour (de Amsterdamse d’Amours zijn gemeenschappelijke kennissen van Bicker en Gordon) via de Zuidelijke Nederlanden en Brussel naar Frankrijk. Bicker komt zelfs nog verder.

Na de omwenteling van 1795 hebben de paden van Bicker en Otto Derk wellicht in Amsterdam of elders weer gekruist, nu als gerehabiliteerde patriotten. In de nationale politiek leert Bicker in elk geval Johan Albert van der Spijk kennen. Van der Spijk is als kind al verbonden met de Gordons in het Gelderse Doesburg. Vanaf 1784 ook in de echt, wanneer hij trouwt met Aletta Gerharda Andrea Gordon, de jongere zus van Menso en Otto Derk. Met Bicker behoort Van der Spijk tot de eerste generatie nationale politici. Waar Bicker al direct plaatsneemt in de Eerste Nationale Vergadering, daar laat Van der Spijk die kelk aanvankelijk nog aan zich voorbij gaan. De twee maken wel samen deel uit van de Tweede Nationale vergadering in 1797 en behoren ook tot de groep die na de staatsgreep van 22 januari 1798 in hechtenis wordt genomen.

Mariëlle Hageman beschrijft mooi de eenzaamheid en verveling die de geïsoleerde gevangenschap van Bicker in Leeuwarden kenmerkte, hoewel hij toch gezelschap van zijn zoon had. Hij zal met enige jaloersheid hebben gekeken naar een Van der Spijk, die ‘gezellig’ met een twintigtal lotgenoten gevangen werd gehouden op het Haagse Huis ten Bosch. Zij hadden immers steun aan elkaar, konden hun ervaringen delen, verheven gesprekken voeren en schrijven in elkaars ‘vriendenboekjes’. Het exemplaar van Johan Albert van der Spijk is een schitterend voorbeeld. En wat is het inderdaad jammer dat Bernd Jan Bicker niet ook op Huis ten Bosch zat, dan had er nu ongetwijfeld een fraai stuk in het album amicorum van Van der Spijk gestaan.

Een bezoek aan Stadsarchief Amsterdam staat al langer op mijn to-do lijst, voor verschillende Gordons en verwante en aangetrouwde families. Het archief van de familie Bicker is daar met uitroepteken aan toegevoegd. Met dank aan Jan Bernd en Mariëlle Hageman.

Dit bericht is geplaatst in Nieuws met de tags , , , , . Bookmark de permalink.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *