Alba amicorum, letterlijk: ‘lijst van vrienden’ of vriendenrol, zijn prachtig intieme en persoonlijke bronnen. Deze vriendenboekjes zijn in de zestiende eeuw ontstaan in universitaire kringen, waarbij hoogleraren en studenten collega’s en medestudenten een bijdrage lieten schrijven.
In de zeventiende en achttiende eeuw werd het aanleggen van een dergelijk album amicorum ook buiten de universiteit populair onder (academisch geschoolde) reizigers, kooplieden, kunstenaars en diplomaten. Zij gebruikten de vriendenboekjes als een soort LinkedIn voor zakelijke contacten en vriendennetwerken. Ook vrouwen, in de bronnen vaak minder zichtbaar dan hun vaders, echtgenoten en zonen, hielden dergelijke vriendinnenboekjes bij. Waren het in de zestiende en zeventiende eeuw vooral adellijke dames die zich hiermee inlieten, de laatste bloeiperiode van de alba amicorum in de negentiende eeuw komt vooral op het conto van jonge dames uit een burgerlijk milieu. Zij passen de boekjes naar eigen smaak aan en delen hierin liedjes, gedichten en spreuken met familie, vrienden en kennissen. Met deze overgang van ‘LinkedIn naar Facebook’ wordt tevens de ontwikkeling van album amicorum naar poëziealbum in gang gezet.
Voor de historisch onderzoeker, maar ook voor de genealoog, kunnen de bijdragen in een album amicorum onverwachte inzichten geven in het leven van de onderzochte persoon. Een toevallige link die nieuwe openingen aanreikt voor verder onderzoek, een andere invalshoek of perspectief biedt op het beeld dat je van iemand hebt, of juist een veronderstelling, hypothese of gedachte bevestigt dan wel naar de prullenbak verwijst. Bij mijn onderzoek naar de van oorsprong Schotse familie Gordon maak ik dankbaar gebruik van deze onvolprezen bronnen; en niet alleen vanwege de persoonlijke en soms intieme inkijkjes die je in het private leven van de onderzochte personen krijgt. De inscripties zelf zijn buitengewoon interessant: welke citaten en opdrachten worden door de inscribenten gebruikt en wat zegt dit over de relatie met de eigenaar van het album of het moment waarop het geschreven is? De vriendenboekjes bieden zo de mogelijkheid een beeld te krijgen van het netwerk en de vriendenkring waarbinnen zij verkeerden. Personen aan wie een inscriptie is opgedragen, of een persoonlijk bericht werd nagelaten (of van wie zij deze ontvingen), kunnen een onderzoek goed verder helpen. Connecties binnen een professionele carrière of juist in de privésfeer met vrienden- en kennissenkring kunnen zo worden blootgelegd. Het album amicorum als netwerk van vrienden, collega’s, medestudenten en kruiwagens. De tweede bloeiperiode van de vriendenboekjes valt mooi samen met de focus van mijn onderzoek naar de familie Gordon in de tweede helft van de achttiende eeuw.
Een leuk voorbeeld is het album amicorum van Johan Albert van der Spijk (1758-1826). Hierin hebben verschillende Gordons als inscriptor een bericht achtergelaten voor de in Doesburg geboren jurist en gematigd patriots parlementariër. Via de broers Menso en Adam Bernard Smits Gordon komt hij in contact met Aletta Gerharda Andrea Gordon, met wie hij ook trouwt. Op de eerste pagina van het vriendenboek schrijft zijn echtgenote het volgende aan haar man (en eenieder die het album ook in handen krijgt):
“Vergankelijk Papier, Ach waerd gy Parkemendt!
Wat zeg ik Parkemendt, Neen… ijser ,moogt gy weezen
Myn Penne een Staale-Griff, dan – kon de naneef leezen
Dit Paer Bemind Elkaar tot aan hun Levens Endt
A.G.A. Gordon”
Uit het album amicorum van Johan van der Spijk komen ook de politieke ontwikkelingen in de roerige periode net na de Nederlandse Revolutie en omwenteling van 1795 duidelijk naar voren. De patriotten die het erfstadhouderschap afschaften en de Bataafse Republiek uitriepen waren geenszins eensgezind. Er waren meningsverschillen tussen federalisten en unitarissen over de te kiezen staatsvorm, en tussen aristocraten en democraten over de vorm van regeren. Hiertussen bewogen zich moderaten als Van der Spijk. Op 22 januari 1798 wordt een twintigtal, veelal gematigde patriotse leden van de Nationale Vergadering, na een staatsgreep door meer radicale patriotten gevangengezet in het voormalige paleis van stadhouder Willem V, Huis ten Bosch. Johan Van der Spijk was een van gevangengenomen parlementariërs. Tijdens zijn opsluiting in het Huis ten Bosch is bezoek van vrienden of familie aanvankelijk niet toegestaan, hij mag wel zijn album amicorum laten bezorgen. Zoals hijzelf, achteraf, “ter betere beoordeelinge van eenige volgende inscripten” voorin het album aantekent, ontvangt hij het boek in februari 1798 “met de volgenden regels van mijn eenigst dochtertje, toen 12 jaren oud”. Zij probeert hem hiermee, in deze moeilijke tijd voor de familie, een hart onder de riem te steken:
“Pour vous mon Coeur bat, et pour vous je respire.
De Vous revoir bientot, – c’est tout, que je desire.
En lisant ces regles longez à votre
Tres affectionee Fille
Constance Van der Spijk.
21 fevrier 1798”
[Voor U klopt mijn hart, en voor u adem ik.
U binnenkort weerzien, – dat is alles wat ik wens.
Denk door deze regels te lezen
aan uw zeer toegewijde dochter
Constance Van der Spijk]
Schuin op de pagina schreef Constance nog een symbolum, een persoonlijk motto, aan haar vader: “La Vertu Triomphe” – De Deugd Triomfeert.
Verschillende van deze vriendenrollen – of hun inscripties – die zich in archieven en bibliotheken bevinden zijn gedigitaliseerd en online te vinden, bijvoorbeeld via europeana.eu, de sites van archieven en Koninklijke Bibliotheek. Bladerend door de alba is daar dan opeens A. Drost. Zomaar een Drost, een jongedame die lieve woorden aan en tot haar vriendin Johanna Messchert (Rotterdam 5 juli 1806 – Utrecht 2 januari 1868) richt. Wie is zij? Binnen de geslachten Drost komen meerdere dames in aanmerking binnen het tijdvak van 1821 tot 1839, de periode waarin het gedichtje is opgeschreven. Vooralsnog is ‘A.’ een onbekende voor mij, maar niet zomaar een Drost. Ze was in ieder geval een dierbare vriendin van ‘Jansje’ Messchert:
“Mijne vrienschap zal nooit wijken,
hoe of ook het nootlot woeit,
neen, geloof dat ik met reine vrienschaps blijken,
zal toonne hoe mijn hart, aan t’ uwe is geboeit
Gedenk bij het leeze van deeze regels
aan haar die nooit zal ophoude te zijn
uwe op rechte vriendin A: Drost”